18/11/2025
Niet zomaar “dual-use”: rechter moet zelf volledig toetsen
Samenvatting:
De Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat de rechter de kwalificatie van een product als dual-use goed volledig moet toetsen. Daarmee volgt de rechtbank de lijn van de Hoge Raad over militaire goederen. In de betreffende zaak bleken de geëxporteerde afsluiters niet onder SG-post 2B350.g.1 te vallen en dus niet vergunningplichtig.
De Rechtbank Noord-Holland heeft een belangrijke uitspraak gedaan over de kwalificatie van zogeheten dual-use goederen — producten die zowel civiele als militaire toepassingen kunnen hebben. De rechtbank oordeelde dat de rechter de kwalificatie als dual-use goed vol moet toetsen en zich niet mag beperken tot een marginale beoordeling van het standpunt van de minister.
De casus
Een exporteur had een vergunning aangevraagd voor de uitvoer van afsluiters naar China (SG-post 2B350.g.1). De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking weigerde de vergunning vanwege mogelijke risico’s op ongewenst eindgebruik en vermeende banden tussen de Chinese eindgebruiker en een staatsbedrijf dat voorkomt op buitenlandse sanctielijsten.
De exporteur stelde echter dat de afsluiters geen dual-use goederen zijn en dus niet vergunningplichtig. Technische gegevens toonden aan dat de afsluiters waren vervaardigd uit nikkel- en chroomlegeringen, maar dat sommige onderdelen minder dan 20% chroom bevatten en niet waren gecoat. Volgens de technische specificaties van SG-post 2B350.g.1 moeten alle oppervlakken die in contact komen met chemicaliën bestaan uit legeringen met meer dan 25% nikkel én meer dan 20% chroom.
De uitspraak
De rechtbank concludeerde dat de afsluiters niet voldoen aan de vereisten van SG-post 2B350.g.1 en dus niet als dual-use goederen kwalificeren. Voor de uitvoer was daarom geen vergunning vereist.
Opmerkelijk is dat de rechtbank hierbij de lijn van de Hoge Raad (3 maart 2023, nr. 20/03639) doortrekt: bij militaire goederen is een volledige rechterlijke toetsing vereist, en dat geldt volgens de rechtbank eveneens voor dual-use goederen. De rechter mag zich dus niet beperken tot de vraag of de minister “redelijkerwijs” tot zijn oordeel kon komen, maar moet zelfstandig en volledig beoordelen of het product binnen de reikwijdte van de Dual-use Verordening valt.
Belang voor de praktijk
Deze uitspraak onderstreept dat exportcontrolebeslissingen niet alleen op administratieve of algemene gronden mogen rusten. Zowel de minister als de rechter moet zich baseren op een zorgvuldige technische én juridische analyse, ondersteund door de juiste productinformatie.
Voor exporteurs betekent dit dat het raadzaam is om bij twijfel de technische kwalificatie van een product vooraf te laten beoordelen door een deskundige. Inspectiecertificaten, materiaalanalyses en productspecificaties kunnen daarbij doorslaggevend zijn.
Hoewel de vergunningaanvraag in dit geval onterecht was, merkt de rechtbank op dat een zogenoemde positieve weigering mogelijk was geweest: geen vergunningplicht, maar wel bevestiging daarvan door de autoriteit.
Conclusie
De uitspraak bevestigt dat ook bij dual-use goederen volledige rechterlijke toetsing de norm is. Dit versterkt de rechtszekerheid, maar vraagt meer zorgvuldigheid van zowel overheid als bedrijfsleven. Voor exporteurs is het een belangrijke herinnering dat technische precisie en transparantie richting de autoriteiten cruciaal zijn — alleen met volledige informatie kan een eerlijke beoordeling plaatsvinden.
Bedrijven kunnen zich op deze uitspraak beroepen bij vergunningaanvragen: autoriteiten moeten beslissingen zorgvuldig en volledig motiveren.
Gebeurt dat niet, dan kan een negatieve beslissing alsnog worden aangevochten bij de rechtbank.
De zaak werd samen behandeld met HAA 25/1851, waarin de rechtbank een vergunningweigering wegens onvoldoende motivering vernietigde.
(Rechtbank Noord-Holland, zaaknr. HAA 25/1913, uitspraak 9 mei 2025)